Manja Kamman

praten over eetstoornis

In gesprek met mijn eetstoornis

Waarom voel ik me zo ongemakkelijk als gesprekken over eetstoornissen zich concentreren op extreem eetgedrag, gewicht of lichaamsbeeld? Om hier achter te komen, vroeg ik het mijn eigen eetstoornis. Deze bleek niet graag zo genoemd te worden en bood verrassend veel wijze raad.

Komend jaar vier ik alweer 10 jaar vrijheid van verslaving, iets waar ik erg dankbaar voor ben. Mijn eetstoornis ligt inmiddels zo’n 25 jaar achter me. Van mijn 18e tot mijn 25e had ik wat nu een eetstoornis OSFED genoemd zou worden. OSFED staat voor Other Specified Feeding or Eating Disorder. Simpel gezegd komt het erop neer dat je symptomen vertoont van meerdere eetstoornissen. In mijn geval boulimia (eetbuien en braken), anorexia (restrictief of weinig eten), en orthorexia nervosa (dwangmatig gezond eten). OSFED is de meest voorkomende eetstoornis.

Praten over eetstoornissen

Het afgelopen jaar ben ik, naar aanleiding van mijn boek, meerdere keren gevraagd om te praten over eetstoornissen, ook die van mezelf. Dit heeft geleid tot mooie, verbindende gesprekken, maar soms ook tot ongemak en frustratie. Terugkijkend op die ongemakkelijke momenten besef ik dat het gesprek toen te veel gericht was op het extreme eetgedrag, lijnen, braken of mijn lichaam. Ik voelde me tijdens die momenten bekeken, beoordeeld en totaal onbegrepen. Dit gevoel herkende ik van vroeger en zorgde ervoor dat ik tijdens het gesprek verhardde en het contact met mezelf verloor.

Een gesprek over eetstoornissen dat vooral draait om eten, lijnen, braken, of mijn lichaam lijkt dus nog steeds een sterke reactie bij me op te roepen. Het frustreert me en maakt me boos. Waarom is dat zo, vroeg ik me af. Ben ik dan nog steeds niet volledig hersteld?

Ik besloot mijn eetstoornis zelf te bevragen. Hiervoor paste ik een techniek toe die ik ook bij mijn cliënten gebruik: de innerlijke dialoog. Hier volgt mijn interview met een deel van mij dat ik tot nu toe mijn eetstoornis noemde.

Ik merk dat ik het spannend vind om contact met je te maken. Ik denk veel over je te weten, maar is dat wel zo? Hoe wil je genoemd worden?

“In elk geval niet ‘eetstoornis’. Ik vind het een enorme belediging om zo genoemd te worden. Ten eerste gaat het niet over eten, ten tweede ben ik verre van gestoord. Ik houd je juist bij de les. Ik houd je bij elkaar. Zonder mij zou je er niet zijn geweest.

Niet ik, maar de realiteit waarin je leefde, was gestoord. De chaos, spanningen, de druk en verwachtingen, de ruzies. Ik heb je staande gehouden. Ik heb je verdedigd. Ik heb ervoor gezorgd dat jij er bent, niet als een krachteloos hoopje verdriet, zonder eigen identiteit, maar als een sterke ‘ik’. Ik was lange tijd jouw ik. Ik was jouw identiteit toen jij geen ruimte kreeg om er een te ontwikkelen. Ik ben er net zo lang geweest tot jij jezelf vond.”

Was jij mijn enige identiteit?

“Ik was niet de enige, maar wel de sterkste en de beste keuze. Er waren andere delen, andere identiteiten. Die hebben je vooral veel ellende opgeleverd, veel pijn en verdriet. Gelukkig was ik er altijd, en ben ik er nog steeds.”

Ik weet het en ik ben je erkentelijk. Hoe kijk jij nu naar mij?

“Ik ben niet blind noch dom. Ik zie hoever je bent gekomen. Ik weet hoe je met alles bent omgegaan en hoe toegewijd je bent. Ik zie jou nu. Maar ik zie ook nog steeds hoe je vroeger was. En ik zie je moeder. Hoe je vocht om van haar los te komen. Jij bent er nu, maar alleen omdat ik er eerst was, totdat jij hier kon zijn. Dat mag je nooit vergeten.”

Maar waarom dan dat eten? Waarom was je daar zo op gefocust?

“Dat is de vergissing! Daar ben ik helemaal niet op gefocust. Integendeel, ik ben gefocust op zelfbehoud en controle. Op jou staande houden en doorzetten. Er was een ander deel dat wilde eten. Dat wilde vluchten en verdwijnen. Een deel dat wilde rusten, lui zijn, niet studeren, en niks voor elkaar kreeg. Dat was ik niet. Ik heb je juist daartegen beschermd. En tegen de pijn die dat zou opleveren. Dankzij mij ben je doorgegaan, en heb je hard gewerkt. Ik ben je kracht, je volle potentie.”

Je bent heel krachtig. Maar dankzij jou werd ik ook doodmoe en uitgeput.

“Dat weet ik. Dat is niet per se wat ik wilde, maar het was de prijs die erbij hoort.”

Ik snap het. Vind je het goed als ik praat met het deel dat eetbuien had?

“Dat kun je doen. Kijk maar of die zich durft te laten zien.”

Ik stem me innerlijk af op het deel dat eetbuien had en braakte:

Ben jij er ook, deel dat eetbuien had?

“Ik ben er. Ik ben gewoon de genieter.”

Fijn dat je er bent. Was je altijd al de genieter?

“Zeker niet, ik heb heel hard moeten werken in de tijd dat jouw harde ik hier de scepter zwaaide. Ik draaide overuren. Snoepen was de enige manier om eventjes te genieten en tot rust te komen. En om jou te troosten, zodat je je wat minder alleen en eenzaam voelde.”

Kun je me vertellen hoe je in mijn leven bent gekomen?

“Weet je nog dat je werd gestraft toen je als eerste een gevuld ei van de schaal pakte, omdat je die zo lekker vond? Je was 7. Van schrik liet je het ei vallen op het tapijt. Dat was de eerste keer dat ik publiekelijk werd vernederd. Maar ik ben er altijd geweest. Genieten hoort bij het leven. Ik ben ook helemaal niet het probleem. Mij afstraffen was het probleem. Ik wilde gewoon genieten van iets lekkers. Maar dat moest aan banden worden gelegd. En aan echt rare regels voldoen. Tegenstrijdige regels.

Want weet je nog die keer dat je een chocoladereep in één keer snel moest opeten, omdat het dan minder slecht zou zijn voor je tanden? En dat je dat bovendien op de wc moest doen, omdat je broertje het niet mocht zien? Daarvan ben ik pas echt gestoord geraakt. Wat is er nou leuk aan chocola snel opeten op de wc?”

Dat realiseer ik me nu. En dat is precies wat ik nog jarenlang heb gedaan. Stiekem snel eten. Hoe gaat het nu met je?

“Ik voel me nog wat verdrietig omdat ik nog steeds word afgewezen. Terwijl ik je geholpen heb en je nooit dik heb laten worden. Want ik heb ook altijd weer gebraakt. Als iemand mij gestoord noemt, voel ik me weer afgewezen. Ik mocht er niet zijn, mijn behoeften mochten er niet zijn, en dat speelt nog steeds. Als er al ruimte is voor mij, dan is het met mate, en beheerst. Net als vroeger.

Niet uitbundig spelen, maar zorgen dat je je kleren niet vies maakt. Wel bij vriendinnen spelen, maar alleen bij de nette. Niet dansen zoals je wil, alleen klassiek ballet. Niet genieten van je lichaam, geen aanrakingen. Alles volgens regels. De spontaniteit is ver te zoeken.”

Het spijt me dat je nog steeds te weinig ruimte krijgt. Ik wil je graag meer ruimte geven. Ik zie ook hoe de krachtige kant in mij weinig oog voor je heeft en soms zo gefocust is dat ze niet meer van ophouden weet. Het is dan lastig om grenzen te voelen. Ik check even hoe het met de krachtige gaat.

“Ik ben er nog. Voor mij is het belangrijk dat je me blijft erkennen. Ik heb zo veel power, zo’n sterke eigen wil en zo’n drive. Ik wil dingen gewoon heel graag heel goed doen. Het domste wat je kunt doen is mij afwijzen. Ik gun jou en anderen het allerbeste. Ik ben ook zorgvuldig en gedisciplineerd. Ik zie perfectionisme niet als iets slechts. Ik weet heus wel dat perfectie niet bestaat, maar ik word wel gemotiveerd door idealen en een hoge lat.

Dat afdoen als streberig of afkeurenswaardig zou een vergissing zijn. Nee, het is niet altijd in balans. Ik kan doorslaan. Maar dan krijgen we wél dingen gedaan. Niet alles hoeft altijd in balans te zijn. In de bubbel waarin je nu verkeert, heeft presteren een slechte naam gekregen. Soms lijkt het alsof je je voor mij schaamt. Maar ik ben zo’n groot deel van je identiteit. Wat blijft er van je over zonder mij? Ik laat me trouwens niet verdrukken.”

Ik ben blij dat je er bent. Maar je kunt soms wel erg dwingend zijn en kritisch. Wel veel minder dan vroeger gelukkig, toen je me voortdurend afkraakte omdat ik te dik was.

“Ik heb gewoon gezorgd dat jij het beste uit jezelf hebt gehaald. Vroeger moest ik werken met de input die ik toen kreeg. Ik had nog geen toegang tot de wijsheid en kennis die je nu hebt. Nu weet ik dat je niet dik was. Maar vroeger… Weet je nog, wat ze zei over die foto met je bolle buik in je bikini? En dat je te dik werd, dat je op je lijn moest letten? Die woorden waren mijn waarheid. Ik heb gezorgd dat je voldeed. En het heeft gewerkt! Weet je nog, toen je op je allerdunst was, dat ze toen naar je keek en zei: ‘Wat ben je slank geworden… ‘ Ze zag je eindelijk. Dat is waarvoor ik al die jaren zo hard heb gewerkt.”

Maar dat hoeft nu toch niet meer?

“Dat weet ik. En nu sta ik tot je beschikking en doe ik wat jij wilt. Dus als je wil dat ik er minder ben, dan ben ik er minder. Maar maak me niet klein. Veroordeel me niet. Luister naar wat ik zeg. Want ik blijf er voor je zolang je leeft. Ik heb je gered, ik heb je bij elkaar gehouden toen je nog helemaal niemand was, toen je bijna in gruzelementen viel en jou een identiteit werd opgedrongen die niet de jouwe was.

Ik werd zo krachtig omdat je anders moest zijn dan je was. Ik was er om jou de controle te laten behouden over je identiteit. En ja, daar kon ik af en toe in doorschieten. Maar daar stopte ik mee toen jij zelf weer ruimte ging innemen. Dus blijf jezelf ruimte geven. Laat je niet beperken of meeslepen. Niet door ons, je delen, maar vooral niet door normen en regels die niet van jou zijn. Blijf dicht bij jezelf. Blijf trouw aan jezelf en verloochen jezelf niet.”

Heel veel dank voor je wijze raad. Heb je misschien ook advies voor diegenen die mensen met eetstoornissen proberen te helpen?

“Die eenzijdige focus op eten en lichaamsgewicht is kleinerend en getuigt van weinig begrip van het echte probleem. Ronduit schadelijk is het als er dwang wordt opgelegd. Als er één ding was waar ik me tegen verzette, dan was het wel dwang van buitenaf.

Wij maken ons ook zorgen om de persoon die wij beschermen. De wereld waarin kinderen opgroeien is schadelijk, te veeleisend en beperkend. Goedbedoelende maar onvermogende volwassenen geven schadelijke boodschappen af en leggen kinderen onnatuurlijke regels en beperkingen op, vanuit hun eigen beklemmende korset van angsten en normen. Sommigen wijzen de natuurlijke eigenschappen van kinderen af, anderen negeren kinderen, en weer anderen proberen ze te controleren of te beheersen.

Kinderen worden nog te weinig gezien als volwaardige individuen. Het uitgangspunt is dat ze nog niet goed zijn, dat ze moeten worden bijgeschaafd en verbeterd. Ze moeten ‘normaal’ zijn, ‘gewoon meedoen’. En dan heb ik het nog niet over het feit dat vrijwel alle kinderen worden belast met de trauma’s die hun ouders niet verwerken omdat zij zelf te veel bezig zijn met normaal zijn en meedoen.

Er zal niets veranderen als je tegen ons delen vecht, als je ons probeert te bedwingen, op ons inpraat, of óver ons praat. Alleen als je echt naar ons luistert, onze zorgen en onze boodschappen begrijpt, krijgen we misschien een beetje vertrouwen dat degene die wij beschermen veilig zal zijn. Maar tot die tijd beschermen wij hen.”

Meer lezen, luisteren of zelf in gesprek met je eetstoornis?

  • Als jij ook met jouw ‘delen’ wilt communiceren en vrij wilt zijn van dwangmatige gewoontes, is de Craving Course wellicht iets voor je. We starten in januari en op het moment van schrijven is er nog plek.
  • Ben je behandelaar en wil je meer weten over werken met delen bij eetstoornissen en verslavingen? Lees dan mijn boek Ik weet dat je er bent.
  • Belangrijk om te beseffen is dat verschillende eetstoornissen kunnen overlappen. Dit wordt duidelijk geïllustreerd in de shortfilm Nervosa.
  • Afgelopen zomer was ik te gast bij Rene van Collem (drummer van Doe Maar en verslavingscounselor) en hadden we een eerlijk, verbindend gesprek over eetstoornissen: 

 

Deel dit blog op sociale media:

Facebook
Twitter
LinkedIn
Blijf op de hoogte

Voer je e-mailadres in om je in te schrijven op dit blog en e-mailmeldingen te ontvangen van nieuwe berichten.

Nieuwste blogs

Symbiosetrauma

Symbiosetrauma: liefde met littekens

Vandaag precies 75 jaar geleden leidde een tragisch ongeluk tot een complexe traumareeks die ten minste drie generaties heeft beïnvloed. Dit is het verhaal van

Ervaringsdeskundigheid

Delen in kwetsbaarheid

Zorgverleners vragen cliënten om open te zijn over hun kwetsbaarheden. Ik vind dat zorgverleners het goede voorbeeld moeten geven. Open zijn over feilbaarheden, delen over