Manja Kamman

Symbiosetrauma

Symbiosetrauma: liefde met littekens

Vandaag precies 75 jaar geleden leidde een tragisch ongeluk tot een complexe traumareeks die ten minste drie generaties heeft beïnvloed. Dit is het verhaal van Liesje en Hansje. Een verhaal dat diep in mij verankerd ligt en de impact van een symbiosetrauma illustreert.

Een zonnige dag

Op 15 augustus 1948 loopt mijn 5-jarige moeder, Liesje, met haar 2-jarige broertje Hansje aan haar hand over de Kinkerstraat in Amsterdam. Zij worden gevolgd door mijn grootouders met de kinderwagen. Het is een zonnige dag. Amsterdam maakt zich op voor een feestweek waarin zowel het 50-jarig jubileum van koningin Wilhelmina wordt gevierd als de inhuldiging van haar dochter Juliana.

De etalage van de drogist aan de overkant trekt Hansjes aandacht. Daarin een poppetje met een zwaaiend armpje: simpel en betoverend. “Kijk, Liesje, kijk!” Opgewonden glipt hij uit de greep van zijn zus. Hij rent de straat op. Een bel, een knal en een schreeuw verbreken de magie. Een tram komt met veel lawaai tot stilstand. Hansje ligt eronder.

In de chaos die volgt blijft Liesje alleen achter op de stoep, verdoofd en in tranen. Een groepje verzamelt zich om haar heen. Een vrouw die later door mijn moeder als ‘de heks’ zou worden omschreven, komt aanrennen. Ze schreeuwt om sensatie. “Is hier nog wat te zien?” Dan ziet ze Liesje. “O nee, alleen een jankend kind.” Haar woorden, spottend en koud, zijn als vergif. Ze dringen diep tot Liesje door, haar verdriet en tranen verstikkend.


Geblokkeerde gevoelens

Hansje wordt naar het Wilhelmina Gasthuis vervoerd waar zijn linkerarmpje moet worden afgezet. Na ruim twee maanden van zorgen komt hij thuis. Het huis staat vol bloemen. De hele buurt heeft meegeleefd. Liesje is dolgelukkig dat ze haar broertje, met wie ze een diepe band heeft, weer ziet. Hansje doet zijn middagdutje in zijn eigen bedje. Trombose maakt dat hij er niet meer uit ontwaakt.

De vreugde van Hansjes terugkeer verandert abrupt in een verpletterende pijn die te veel is voor mijn grootmoeder. Zij gooit de bloemen op straat en de deur dicht. Jarenlang weigert zij over haar zoontje, de gebeurtenissen en haar verdriet te spreken.

In de dagen en maanden die volgen verandert het leven van Liesje in een labyrint van geblokkeerde emoties. Haar innerlijke wereld wordt in beslag genomen door een wirwar van verdriet, angst, gemis, schuld, verwarring, boosheid en machteloosheid. Een emotionele wervelwind die, door het onvermogen van haar ouders om hun pijnlijke ervaringen te verwerken en daarin ook hun dochter bij te staan, geen uitweg vindt. Door de last van onuitgesproken gevoelens die ze in haar eentje onmogelijk kan bevatten, en de pure noodzaak van overleving, heeft mijn moeder geen andere keuze dan afstand nemen van haar gevoel. In de jaren die volgen leert zij elke vorm van kwetsbaarheid te verbergen. Zo verstikt Liesje haar eigen, wezenlijke zelf.


Opgroeien in de schaduw van verlies

Mijn moeder groeide op in de schaduw van een driedubbel verlies: dat van haar broertje, het verlies van de emotionele beschikbaarheid van haar ouders, en het verlies van haar authentieke, sensitieve zelf. Haar opvoeding was een keurslijf van beperkingen en regels, beheerst door een moeder die verlamd was door haar eigen trauma. Haar bewegingen werden beperkt, haar wereld verkleind, en haar nieuwsgierigheid en spontaniteit bekneld door de constante angsten en zorgen om haar veiligheid.

Mijn moeders verlangen naar vrijheid botste met haar loyaliteit aan haar moeder. Haar leven zat gevangen tussen haar drang naar autonomie en haar angst de verbinding met haar moeder kwijt te raken. Een innerlijke strijd die weinig ruimte liet voor emotionele groei en ontwikkeling van bewustzijn.


Overdracht van trauma

De nalatenschap van ongeheeld trauma sijpelt door in de generaties die volgen. Mijn eigen geboorte, een kwart eeuw later, volgde een jaar na het verlies van een andere dierbare: mijn opa. Mijn moeder, belast met haar onverwerkte pijn en complexe gevoelens, kon zich niet aan mij hechten. Mijn kwetsbaarheid en afhankelijkheid brachten haar angsten en onzekerheden naar voren en ze koos ervoor mij in de verwelkomende armen van mijn oma te plaatsen.

Ik was een cadeautje voor mijn oma, wier leven weer een invulling kreeg. Maar het was ook een voortzetting van patronen van verbroken verbondenheid en scheiding. Dit besluit, hoe goedbedoeld ook, resulteerde in een nieuwe overdracht van angsten en trauma’s, die aan de basis liggen van mijn eigen reis weg van mijn gevoel (en terug).

Mijn moeders onvermogen om zich aan mij te hechten, om letterlijk mijn hand vast te houden zoals ze de hand van haar broertje had vast gehad, beïnvloedde uiteraard mijn kindertijd. Het creëerde een verwarrende en pijnlijke band tussen ons. Maar ook op subtielere wijze leefde de erfenis van Liesje en Hansje in mij voort; als een schaduw, onzichtbaar maar voelbaar in mijn dagelijkse waarnemingen, gedachten en interacties.


De erfenis van een ongeluk

Hansjes ongeluk heeft in mij de wortels van angst en voorzichtigheid geplant, een voortdurende herinnering aan de fragiliteit van het leven en de onvoorspelbaarheid van het noodlot. Mijn zintuigen zijn permanent afgestemd op onverwachte klappen die van achteren komen, vooral op zonnige dagen. Mijn waakzaamheid piekt in het verkeer en als ik anderen onoplettend de straat zie oversteken, onderdruk ik de neiging om hen vast te grijpen om ze te beschermen tegen het lot dat Hansje trof.

De heks, met haar spottende woorden, heeft in mij een spoor van zelfafwijzing en terughoudendheid gecreëerd, een stem die nog steeds kan roepen dat emoties onderdrukt moeten worden om niet veroordeeld te worden. Liesjes keurslijf van beperkingen heeft zich vertaald in mijn neiging om mijn adem in te houden, me schrap te zetten of terug te trekken uit situaties waarin ik mij in mijn vrijheid en onafhankelijkheid voel bedreigd.

Liesje zelf is al vijftig jaar de hoofdpersoon in mijn innerlijke wereld. Het verdriet om haar onuitgesproken pijn raakt me diep. Nog steeds kan ik naar haar hand verlangen, naar een geruststellende aanwezigheid die ik nooit heb gekend. Mijn obsessie met haar maakt mij soms blind voor het kind dat ik zélf ooit was.

Gevoelens van rouw en verlies zijn diep verankerd in mijn identiteit. Jarenlang heb ik geworsteld met een last van schuld en daderschap, alsof ik de verantwoordelijkheid draag voor de tragische gebeurtenissen die zich in een ver verleden hebben afgespeeld. Overal om me heen zijn de stille aanwijzingen van kleine Hansje. Zijn naam wordt doorgegeven, weerklinkend door generaties heen, net als het gelijknamige Duitse kinderliedje dat mijn oma eindeloos neuriede. Bij elke familieopstelling duikt Hansje onvermijdelijk op. Hem loslaten leek, tot voor kort, een onmogelijke taak.


Symbiosetrauma herkennen en erkennen

Een nieuwe fase in mijn reis naar heling begon twee jaar geleden met het herkennen van mijn symbiosetrauma. Dit is de term die de Duitse psychiater Franz Ruppert gebruikt voor het trauma dat ontstaat wanneer een kind zich niet veilig aan een ouder kan hechten. Dit kan gebeuren wanneer een ouder zijn of haar eigen trauma niet heeft verwerkt. Het kind internaliseert dan de traumagevoelens van de ouder. Deze onbewuste identificatie zorgt ervoor dat er een vorm van contact mogelijk blijft. Dit gaat ten koste van het contact van het kind met het eigen lichaamsgevoel. Dit leidt tot een verminderd vermogen om de eigen behoeften en grenzen te voelen, verwarring, schuldgevoelens en een verstoorde identiteitsontwikkeling. Een symbiosetrauma ligt niet zelden aan de basis van een eetstoornis of verslaving.

Groepswerk met ervaringsdeskundigen hielp me om bevroren gevoelens in beweging te brengen en onbewuste banden die me vasthielden aan het verleden te ontrafelen. Recentelijk, tijdens een aangrijpende familieopstelling, heb ik afscheid genomen van Hansje. In die opstelling zag ik mijn moeder en oma klaarstaan om Hansje te verwelkomen, terwijl ik me bevrijdde van de schuld en de last die ik onbewust had gedragen. Het was een emotionele doorbraak, een kans om de handen van Liesje en Hansje los te laten en mezelf te herontdekken, los van hun pijn en verdriet. Ook de klauwende vingers van de heks in mij verzachtten hun grip, ruimte makend voor een nieuwe sensatie van potentie en kracht. Ik ben niet langer gebonden aan haar vloek.


In verbondenheid naar heling en bewustzijn: een collectief proces

Het verhaal van Liesje en Hansje, dat zich als een onzichtbare draad door mijn bestaan heeft geweven, is een getuigenis van de complexiteit van menselijke gevoelens en verbondenheid. Die verbondenheid reikt veel verder dan onderlinge interacties en genetische overdracht. In alles wat we doen en ervaren, in elke gedachte en handeling, in elke lichaamscel, zijn we met elkaar vervlochten. Dit bewustzijn nodigt uit tot een dieper begrip en meer compassie voor ons gedrag. Ieder van ons draagt een verhaal dat veel dieper en gelaagder is dan we aanvankelijk zien.

Onze diepe verbondenheid benadrukt ook dat het nastreven van heling en bewustzijn een collectieve reis is. In het besef dat onze levens verweven zijn, wordt duidelijk dat we elkaar nodig hebben om volledig te kunnen helen. Als we de complexiteit van menselijke verbondenheid omarmen, ontstaat een krachtige motivatie om samen te werken aan ons welzijn, waarbij we elkaars kracht en veerkracht kunnen aanspreken.


Eerder deze maand sprak ik openhartig met Rene van Collem (drummer van Doe Maar en verslavingscounselor) over eetstoornissen en verslavingen – ook de mijne – voor zijn podcast Van Verslaving naar Vrijheid:

Deel dit blog op sociale media:

Facebook
Twitter
LinkedIn
Blijf op de hoogte

Voer je e-mailadres in om je in te schrijven op dit blog en e-mailmeldingen te ontvangen van nieuwe berichten.

Nieuwste blogs

praten over eetstoornis

In gesprek met mijn eetstoornis

Waarom voel ik me zo ongemakkelijk als gesprekken over eetstoornissen zich concentreren op extreem eetgedrag, gewicht of lichaamsbeeld? Om hier achter te komen, vroeg ik

Ervaringsdeskundigheid

Delen in kwetsbaarheid

Zorgverleners vragen cliënten om open te zijn over hun kwetsbaarheden. Ik vind dat zorgverleners het goede voorbeeld moeten geven. Open zijn over feilbaarheden, delen over